dinsdag 29 juni 2021

Dierenvriend die ik ben.

We hadden wat dingen gaande.
Het was vooral dier-gerelateerd, als ik er zo over nadenk.

Vorige week hoorden wij een BONK tegen de ramen, maar keken daar niet echt van op, want dat gebeurt wel vaker. Ik hou er namelijk hier een weelderige plantentoestand op na. Ik ben een plantenmoeder, en ik neem het erg serieus. Het is hier een groene toestand van heb ik jou daar. En ik hou ervan, ik zorg voor ze met hart en ziel, ik verwijder oude blaadjes, ik geef water en sproei alsof het een lieve lust is. Tussendoor geef ik ook de Zonen te eten hoor, dus geen zorgen, maar die zijn minder delicaat. Omdat al mijn mooie groene planten door de ramen te zien zijn, in ons huisje in het bos, zijn de vogels hier soms in de war, kennelijk, en vliegen van de boom zó mijn weelde in. Denken ze.

Meestal is er niks aan de hand en vliegen ze, met wellicht een klein hoofdpijntje, gewoon weer verder. Maar deze keer ging de Man toevallig vlak daarna onze buitenplanten bekijken. Heel mannelijk, op zijn slippers, handen op de rug, gieter in het vizier, een rondje lopen. Ik kijk daar altijd vergenoegd naar, want ik vind het schattig.
(De buitenkant is zijn ding, de binnenkant die van mij. Het kan maar duidelijk zijn).

'Aiiiii' hoorde ik hem zeggen. Hij had daar meteen spijt van, want hij kan dingen op een heel verontrustende toon zeggen en weet dat ik dat meteen door heb, of hij nou wil of niet. En dan kom ik aanrennen. Hysterisch misschien.
Er bleek een baby-specht tussen onze bloemen te liggen. Nog ademend, maar duidelijk niet in zijn beste doen.

'Ach Dennis' zei ik. Want ik geef dieren altijd direct een naam.
Hij werd binnengebracht en ik legde het kindeke in een doos van Nike, aangezien Zoon2 net nieuwe schoenen had gekregen. Dennis was aan het ademen maar het was een beklagenswaardige aanblik, dus ik aaide hem over zijn hoofdje en negeerde alles wat ik vroeger geleerd heb. Raak Nooit Een Zieke Vogel Aan.
Ten eerste was Dennis niet ziek, zover ik wist, en daarbij sprak mijn moederhart tot mij. Aai altijd een pips aandoend kindje. Knappen ze van op. Of je nou vogelgriep krijgt of niet.

Dennis was niet echt gewond, zover ik kon zien, maar hij was ook niet bepaald blijgeestig, en aangezien ik van sommige dingen best verstand heb, maar niet van spechten in malaise, belde ik het vogelhospitaal en aan de hand daarvan, de dierenambulance.

Een uur of vier later kwamen ze. In de tussentijd nam ik een kalmerend kommetje wijn, aaide ik veelvuldig over het pluizige hoofdje van Dennis in de doos en gaf hem water met een rietje. Heel zorgzaam vond ik zelf.
Dennis gaf niet perse blijk van dankbaarheid, hij rommelde wel steeds rond in zijn doos en schrok na een aantal keer helemaal niet meer zo erg als ik er met mijn bakkes boven kwam hangen.
De ambulance mensen waren lief en aardig en beloofden goed voor het spechtenkind te zorgen.
Dat ik de volgende dag wilde bellen om te vragen hoe het met Dennis ging. Was ik de volgende dag vergeten.

Verder in de week waren er de gewone zaken. Zoon1 zat midden in zijn toetsweek, wat gepaard ging met wat geschreeuw her en der, gescheld op de Griekse taal en op het leven in het algemeen en zijn moeder in het bijzonder, de Man zit in de afrondende fase van het schooljaar en Zoon2 vond een egel op de straat voor zijn schooltje.

'MAMMA!! We hebben een egel gevonden!!' Kwam het kind binnen, met zeven vrienden in zijn kielzog.

De Man wilde net boodschappen gaan doen, maar ik had natuurlijk meteen andere plannen. Hop, naar de Egel. Evert had duidelijk hulp nodig. Ik hou erg van dieren, dus ik rende ons Landgoed af, stapte op een stuk of zeven slakken onderweg en kwam buiten adem bij Evert aan. Ik ren normaal niet namelijk. Nu weet ik niet veel van egels, maar wel dat ze niet bij daglicht enorm rondom mensen gaan lopen en dat ze sowieso niet een grote bult in hun nekje moeten hebben, wat Evert wel had, zo bleek toen we bij hem kwamen. Alle vriendjes van Zoon2 stonden erom heen, en ik kweelde dat ik hem wel ging redden. Er werd een doos gehaald, er werd gras geplukt en ik toog met doos en Evert naar ons huis, met alle kinderen achter me aan. Eenmaal thuis haalden we kattenvoer bij de buren, want daar houden egeltjes van en ik was getuige van een zwerm kinderen die met hun telefoon filmpjes en foto's maakten van Evert,die rondscharrelde, het kattenvoer at, dat weer uitbraakte en daar vervolgens in ging liggen.
Van 'Oooohh wat schattig!!' ging het naar 'Gaaaaaadver wat gooooor' en ik belde maar weer eens de dierenambulance.

De mevrouw aan de lijn kende mij nog. Van Dennis.
En ze vond mij een heel lief iemand, die zich zo bekommert om allerhande levende wezens.

Ondertussen gooide ik wat ijsjes naar alle kinderen, mepte zes muggen dood en appte de Man die intussen bij de supermarkt was, dat ik wel zin had in een lekker biefstukje. Of een stukje Zalm, net wat in de aanbieding was.

Evert werd opgehaald en werd liefdevol meegenomen. De doos met daarin de egelkots zette ik buiten neer, waar de buurkat meteen in ging liggen. Hopelijk is er niet zoiets als een besmettelijke Egel-Covid.

Kortom, het was allemaal weer fraai. In het weekend was er een familiefeestje, dat is mijn lievelings. Er is altijd wijn en lekker eten, ontzettend leuke mensen en ik hoorde dat Zoon1 gespot was met een krat bier achterop zijn fiets.
Ik prikte bij mijn nichtje een gaatje in haar oor, gewoon met een naald. Ik regende nat tot op mijn ondergoed en ik bestelde een broek in een maat, die ik dacht nooit te hebben. Een kommetje wijn is wel het minste in deze tijden. En ik ga nu vragen of de Man die afschuwelijke spin in de badkamer wil vermoorden.

woensdag 16 juni 2021

Een sukkel ben ik. En het groeit maar door.

Het is een tijd geleden. En er gebeurde nogal weinig in veel tijd, misschien ook juist wel veel in korte tijd, het is maar net hoe je het bekijkt. Mensen, het lijkt wel poëzie. Of toch niet.

De week begon met Zoon1. Die, inmiddels anderhalve kop groter dan ik, zijn hoofd stootte en, terwijl hij afgrijselijke taal rondschreeuwde, ook liet weten dat zijn leven geen zin meer had. Alles en iedereen zal uiteindelijk tóch sterven en hij kon netzogoed meteen gaan, wat hem betreft. Ik, wel wat gewend inmiddels, smeerde het kind een lekker bammetje en waagde het niet te vragen wat er precies aan de hand was. En bood al helemáál geen kusje aan, op het beschadigde hoofd. Ik weet wel beter natuurlijk ondertussen. Ach, de tijd dat een gewonde Zoon om zijn mamma riep, getroost werd met een kusje en een beetje smiksmak op de gehavende plek of ziel... Dat deed niet alleen het kind goed, maar vooral ook zijn moeder. Alles wat een moeder wil, is dat het goed gaat met het gebroed. Hoe vervelend en stinkend en brutaal ze ook zijn. En ook als ze lief en zacht en wat meer gezeglijk zijn.

Toen daarna Zoon1 naar school ging en ik tegen beter weten in probeerde een kusje af te troggelen en hem wilde uitzwaaien terwijl hij met volle tas, diverse hippe mondkapjes en zonder lunch vertrok, ik in de einder keek naar mijn mooie tuin, bloeiende hortensia's en broedende koolmeesjes, viel mij een gescheld ten deel, wat denk ik gehoord is door het aangrenzende dorp. De ketting was weer eens van de fiets van het jong af. In alle tumult (mijn koffie zat tegen de ramen van schrik), moest ik op zoek naar de sleutel van onze reserve fiets. Die bleek in de winterjas te zitten van de Zoon, die in het huis van Echtgenoot1 lag. De Man werd wakker gemaakt, om de sleutel van zijn fiets te vinden, die ligt in het kastje waarvan ik het laatje niet kan openen vanwege groots ongeduldige genen, Zoon1 was een toeval nabij, Zoon2 riep luidkeels vanuit zijn kamer of hij ontbijt mocht en de buren liepen in totale verbijstering voorbij. Toen was het kwart voor acht. In de ochtend.

Heel soms mag ik Zoon1 wel nog kussen. Dat is meestal als hij het even niet in de gaten heeft en ik mijn kans schoon zie. Dan voel ik ineens prikkerige wangen en een netelige mond. Geschoren.

Was het nog gisteren dat ik handmatig zijn eerste melktandje uit de kleine bakkes trok, staan er nu diverse haarproducten in de badkamer, koop ik zijn kleding op de mannenafdeling in plaats van bij het kinderrekje en onderhandelen we in het weekend niet over een half uurtje later naar bed, maar komt hij thuis wanneer ik er al lang in lig.

Zoon2 laat het groot worden er ook niet bij zitten. Hele dagen is het kind weg en heb ik geen idee waar hij is. En mensen die het niet nodig vinden dat een kind van elf een telefoon heeft... Die hebben niet het soort kind dat ik heb. Godzijgedanke stuurt hij af en toe een appje naar mij, zodat ik weet dat hij leeft, en hij weet wat we eten. Zodat hij daar zijn verdere plannen op kan afstemmen. Hij komt thuis om wat eten te halen, een zwembroek of zijn pinpas, slingert net als zijn grote broer wat schoenen en tassen in de rondte en informeert naar het diner. Heel vaak komt er een sloot vrinden mee naar huis, die hun fietsen neergooien en precies weten waar hier in huis de glazen staan en de snoepjes en de ijsjes liggen. Zolang zij mij begroeten en (ongevraagd) hun schoentjes uit doen bij de deur, klaag ik nergens over.

Laatst ging ik Zoon2 weer eens meten, ouderwets met een streepje op de muur. Het streepje van een jaar geleden was ver te zoeken.

Het gebeurt letterlijk onder je handen. De Zonen worden langer, en ik ben tien kilo aangekomen. De stijgende lijn is zorgwekkend, als je het mij vraagt. Het mondkapje heeft mij niet tegen gehouden om lekker te eten en kommetjes wijn te drinken. Het heeft de jongens niet tegengehouden om te groeien. En het houdt mij niet tegen om voor altijd de sukkel te zijn die ik nooit heb geweten te zijn. Of zoals De Man zegt: Aaahhh, je bent lief naief. Ik blijk gewoon een sukkel.

Zoon2 komt mij, compleet uit het niks, een dikke knuffel geven en zegt: Ik hou van jou mamma. Ik bezwijk van liefde en verklaar mijn oneindige toewijding aan mijn nageslacht. Kind blijkt voetbal te willen kijken.

Ik ga akkoord. Man rolt met ogen. Kind wil er ook graag chips bij.

Zoon1 meldt dat hij niet mee gaat met de familie vakantie, omdat hij met zijn vrienden een weekje weg wil. Ik vind dat eeeeenig en haal herinneringen op van mijn eerste vriendinnenvakantie. Kind gaat, door mijn goede zoek-actie, naar jongerencamping op Terschelling.

Ik krijg paniek aanval. Man lacht hard. Ik zoek Netflix serie over alcohol en soa's om subtiel aan Zoon1 te laten zien.

En ondertussen gaan de dingen door. Vriendin2 leeft opeens veganistisch, maar ik gaf haar een heerlijke cappuccino met gewone melk, want ik heb nou eenmaal geen havermelk in huis. Het moet nog gekker worden zeg.

Morgen gaan Zuske, Vriendin2 en ik weer voor het eerst echt uit, met bier en alles, en de wereld is weer goed.

Vrijdag krijgt Zoon2 zijn rapport met zijn Voorlopig Advies erbij. Wat een heel ding is. En het kan mij werkelijk niks schelen. Of hij nou Loodgieter of Astronaut wordt of iets er tussenin. Zolang hij mij maar af en toe zijn wangetje laat kussen... en gelukkig is. En daarbij, mijn kraan lekt én ik heb altijd al een keer naar de Maan gewild.

Zoon1 begint met zijn toetsweek en is gespannen over Wiskunde en Latijn en dingen waar ik sowieso niks van snap. Maar ik snap wel lekkere broodjes en koffie en sapjes en af en toe een kusje op de wang, als hij even niet oplet.

Want daar gaat het uiteindelijk om. Een kusje, als al het andere tegenzit. En een kommetje wijn natuurlijk.